Uitgelicht: Mag het licht uit/aan?

Het is vrij flauw, ik geef het onmiddelijk toe dat ik het niet erg sterk of origineel vind van mezelf, maar toch laat ik het staan, De Dijk met “Mag het licht uit?”. Het was, niet erg verrassend, het eerste lied dat in mijn hoofd opkwam toen ik het eerste onderwerp zag in Kunst & Cultuur op Vrijdag vandaag. Beitske de Jong praat met mensen van het festival “Mag het licht aan?” die met hun festivaltitel natuurlijk ook al varieerden op dit nummer van De Dijk. Ik varieer onorigineel maar met reden gewoon weer even terug naar het origineel.

Waar een leuke tegenstelling tevoorschijn komt tussen de twee. Op het festival wordt heel veel gepraat, gediscussiëerd, gefilosofeerd over hoe men in het leven zou kunnen of zelfs zou moeten staan. Huub van der Lubbe bezingt het teveel aan duizelig makende meningen, woorden, opinies, grof of fijn geschut waar hij zich helemaal voor af wil sluiten af en toe omdat hij er gek van wordt. De gordijnen potdicht, de deur ferm op slot, de lakens over het hoofd. Weg die wereld! Ksst ksst, be gone!
En Huub, romanticus én pragmaticus als hij is, heeft dan altijd wel iemand bij hem onder die lakens liggen waar hij geheel andere uitwisselingen mee wil dan geestelijke. Zinnen mee wil verzetten. Zinnen zonder woorden. Met punt.

Ik houd wel van De Dijk. Zowel van de Zeedijk, waar ze zichzelf naar vernoemd hebben, als van de popgroep.
Ze zijn zo Hollands. Zo lekker Amsterdams. Nieuwsgierig en brutaal openstaan voor de rest van de wereld, alles gretig opzuigen maar toch Nederlands blijven. Schonkerig en bonkerig in de heupen, nooit zichzelf verliezend, altijd terughoudend, nooit vol erin.
Ze behouden iets aandoenlijks stijvigs, ondanks de op Amerikaanse leest geschoeide r&b- soulachtige pop die ze spelen met vurige Stax/Volt-stijl blazerssectie, bijna net zo dampend als de Amerikanen. Bijna.
Stijvig ondanks de bepaald niet alledaagse, mooie, haast literaire chansonteksten van Huub van der Lubbe.
Het kan spetteren en vonken bij De Dijk, vol hartstocht maar altijd is er dat oer-Hollandse stemmetje op de achtergrond: “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg!”.  Ze vliegen derhalve nooit helemaal uit de bocht, ze sturen altijd net ‘op tijd’ bij. Daarom ook zijn ze me dierbaar, zo zijn wij nou eenmaal opgevoed, al eeuwen lang. Het zit blijkbaar in onze genen. No nonsense. Stel je niet aan. Zeur niet. Doorpakken. Ik herken dat maar herken ook de behoefte aan het willen loskomen daarvan. Willen uitbreken, losslaan van die ankers, die toch altijd sterker en bepalender blijken dan je dacht.

Dit stijvige wordt versterkt door  de lichaamstaal van van der Lubbe zelf. Zijn oer-Hollandse uiterlijk. In de grove eerste schets blijven steken zeg maar. De wat harkerige manier waarop hij beweegt. Zijn teksten. Die spreken van de worsteling om los te kunnen komen van de klei van ons polderland met aanklevende poldermores. Vet, zuigend en zompig. Ongenuanceerd en grof. Het lijkt of van der Lubbe daar zowel fysiek als psychisch mee worstelt.
Dat siert hem vind ik en daarom dus ook “Mag het licht uit?”, een van zijn mooiste liedjes. Met Springsteenachtige allure en passie vertolkt en gespeeld.

Voor meer verhalen over muziek: Metha’s Muziek.

 

 

 

Comments are closed.